BADELOCH TOONT HAAR BLOEDLUST
(vervolgt:)
(ernstig tegen Gijs)
Gijs. Wat doen we nu?
GIJS
Met Haarlem?
BADELOCH
Ja.
GIJS
Vrede.
BADELOCH
Vrede met die schoften?
GIJS
De stad heeft te lang geleden.
BADELOCH
Door hen!
GIJS
Dat klopt.
BADELOCH
Hoeveel leed hebben wij niet te wreken?
GIJS
Meer dan er Kennemers zijn om door de keel te steken.
BADELOCH
Geef die schoften dan de dood die ze verdienen.
GIJS
Je sluit helaas nooit vrede met je allerbeste vrienden,
Maar altijd met degene die je't meeste haat.
BADELOCH
Da's allemaal niet nodig voor wie hard genoeg terug slaat!
GIJS
Uiteind'lijk zullen wij allen elkaar moeten vergeven.
BADELOCH
Alleen als we zo stom zijn er een paar te laten leven.
Ze vluchten! Achtervolg ze! Beleger Haarlems muren!
Laat hen eens honger, kou, brand en moord verduren!
Laat mannen los op hun dochters en hun vrouwen!
Bezorg hen al het leed dat zij óns aandoen zouden.
Als jouw hemelse gerecht anders had beschikt.
GIJS
En met welk leger? 't Onze is nu opgekrikt,
Door d'overwinningsroes, maar die verhult hoezeer
De oorlog hen gesloopt heeft, ze zijn uitgeteerd.
Als Haarlem vrede aanbiedt, dan neem ik vrede aan.
BADELOCH
En wat als ze in het voorjaar weer voor de muren staan?
Ja maar Gijs dat is toch om bedrogen te worden vragen?!
Een verdrag met trouwelozen, die ons leven niet verdragen!
GIJS
Er is aan beide zijden voldoende bloed vergoten.
BADELOCH
Vergiet er maar wat bij, zo zal je roem vergroten.
En iedereen zal beven, die de naam Amstel hoorde,
En niemand zal het wagen, te legeren voor onze poorten.
GIJS
Zo wordt meteen de naam van Amstel 'n tweelingwoord
Voor wreedheid, brandschatting en gewetenloze moord.
BADELOCH
Ben jij van onze kinderen de holle wang vergeten?
Of 't geluid van zuigelingen; hun vreselijke kreten,
Hun moeders, zelf wankelend van honger en van dorst,
Drukten hun mondjes zinloos aan hun lege borst.
GIJS
't Achtervolgt me dag en nacht, waar ik ook ga of sta.
BADELOCH
En jij wil hen daarvoor belonen. Belonen met gena.
GIJS
[Er is nu eindelijk een kans op vrede. We leven in oorlog sinds die dag dat we de Graaf vermoordden. ]
Jij gaf die schoft Graaf Floris zijn welverdiende loon.
GIJS (vervolgt:)
Nouja, dat heb ik niet alleen gedaan.
BADELOCH
Heb jij niet jouw mes begraven in Floris' ribben?
GIJS
Ja, nou dat ging min of meer per ongeluk.
BADELOCH
En was dat niet precies wat hij verdiend had? Die schoft?
Wat was jij voor man geweest als jij de verkrachting van je bloedeigen nicht onbestraft had gelaten? Als jij tegen Gerard had gezegd: nee ik help je niet om jouw vrouw te wreken.
Weet je nog hoe mooi Machteld kon zingen, vroeger? Hoe hartelijk ze was? Hoe gastvrij?
GIJS
Ik weet het nog.
BADELOCH
En dat Floris haar man onder een voorwendsel op reis stuurde zodat hij met haar zijn grafelijke gang kon gaan. Ze kwijnde weg, daarna.
Een wrak. Krabde zich over de armen. De benen. De borsten. Alsof ze de handen van Graaf Floris nog op haar huid voelde.
GIJS
Ik weet het nog.
BADELOCH
En was het genoeg voor ze dat wij als straf verbannen werden? Was het genoeg dat haar man Gerard tot een afgrijselijke marteldood werd veroordeeld? Zelfs ons lieve nichtje Machteld bijna krankzinnig van verdriet uiteindelijk stierf. Zelfs dat was niet genoeg voor hen.
Na al die jaren mogen we eindelijk terugkeren naar de grond van onze voorouders. Naar Amsterdam, onze geliefde stad. En wat gebeurt er? Heel Holland valt ons aan omdat wij hun favoriete verkrachter zijn verdiende loon hebben gegeven. Tuig is het. Allemaal. Schoften, die het niet waard zijn de stralen van de zon op hun gezichten te voelen. Ik bid dagelijks om hun dood.
GIJS
Mijn lief, ik ben het niet vergeten. Het is nogal kort geleden.
't is waar, 't zijn onze vijanden. Maar met alleen vijanden sluit je vrede.
BADELOCH
Alleen als nog vijanden over zijn.