BADELOCH SLAAT ALARM
BADELOCH
Kijk die Edelingen, wat zijn ze blij van geest
Kijk ze naar de kerk gaan op ´t hoge feest.
Wat zei nicht Machteld nou? 'Zie je geen hinderlagen?'
Een vreemde droom. 'k Denk dat 'k dóór had moeten vragen.
Maar de stad staat niet in brand. 't Is niet met haar gedaan.
De vijand is naar huis en heeft zijn stellingen verlaten.
Maar waarom sta ik hier dan? En hou op de muur de wacht?
Waarom tuur ik zo wantrouwig in de diepe nacht?
Maar wat is daar aan de hand? Wat is dat rode licht?
Dat is 't schip 't Zeepaard! Daar is brand gesticht!
Alarm! Te wapen! Allemaal! Soldaten naar je post,
Ruk je van je kerkbank en je familie los!
GIJS
Badeloch?! Mijn schatje? Wat loop je zo te roepen?
Wat brengt u hier bij nacht?
BADELOCH
Daar! Zie daar de troepen!
Van de vijands overmacht!
GIJS
Welke vijand? Waar?
BADELOCH
Al in de stad!
Nu heeft de Machteld van mijn droom gelijk gehad!
De gruwelijke reusman heeft de poorters overmand,
Het Zeepaard lost soldaten, Vosmeer sticht de brand.
Het leger trekt met duizenden de stad in, als een macht
Zo groot als Waterland nog nooit te velde bracht!
GIJS
De Kerstnacht is misbruikt voor dit misdadig werk
Voordat de maan opkwam, toen burgers in de kerk
De offergaven plengden, zongen in de koren!
BADELOCH
Je kunt hier al duidelijk en klaar ’t geklik-klak horen,
En ’t rammelen van staal: ’t geluid komt dichterbij.
De schepen branden al en schitt’ren in het IJ.
Ik zie al hele huizenrijen staan in grote brand
De klokken kleppen overal, de hele waterkant
Die is in rep en roer, de zwaarden zwiepen bloedig,
Men steekt er de trompet, alleen de klank is moedig.
GIJS
Alarm! Te wapen! Allen! Grijp je lans en speer.
Al wie in ’t harnas sterft, die sterft met krijgmanseer!
BADELOCH
Wek alle getrouwen! Haal ze voor de dag!
AARD komt op, zijn harnas ombindend.
AARD
Mijn heer, 't is vechtens tijd, als vechten helpen mag.
BADELOCH
Wij zijn bereid met jou te leven en te sterven!
GIJS
Wij zullen in de eeuwigheid bij God ons loon verwerven!