VOORSPEL: WELKOM DOOR RAFAEL
RAFAEL
Hai. Hallo en welkom. Ja, ga daar maar zitten.
Kom binnen. Welkom welkom. Hier zijn nog veel stoelen.
Zeker als ze daar een beetje samen klitten.
En daar zie ik nog plekken. Volgens mij ook best wel goeie.
Jij ook welkom. Ja, zoek maar een goed plaatsje.
Ja, daar. Daarnaast. Daar is nog een gaatje.
(groet en babbelt verder tot iedereen zit)
Vind je't mooi, dit liedje? Ken je de muziek?
'Ave Maria.' Schubert. Heel mooi en heel klassiek.
Wat leuk is: Dat ben ik. Nouja, 't was mijn tekst.
'Wees gegroet, Maria'. Ja. Heb ik gezegd.
Ik was't die haar die boodschap toendertijd kwam brengen.
Da's mijn kwartiertje roem. Ik was dus die Engel.
Vroeger was ik best bekend. Met Gabriël en Michaël.
En Uriel en Azrael en Lucifer die ken je wel.
Die engelen zijn heel bekend. En ik ben dus Raphaël.
Van "wees gegroet Maria. " Tsjonge, had dat muisje
Me een staartje. Maar elk huisje heb z'n kruisje.
Maar dat was ik dus. Rafaël. Die jullie nu 't verhaal
vertelt van Gijs van Amstel, in begrijpelijke taal.
Wie kwam voor Vondel's Gijsbrecht, die heeft, ben ik bang, pech.
Maar deze is hopelijk prettiger te verteren dan de echte.
Dit verhaal speelt rond anno dertienhonderd,
Toen zeven rijke heren het heel erg nodig vonden,
Om graaf Floris de Vijfde, 't ontvoeren en vermoorden.
Dit om redenen die te ver gaan, om hier nu te verwoorden,
Maar denk aan een stel gangsters, die stadswijken verdelen,
Dan heb j´n idee van hoe 't zat met die quote 'edelen',
inclusief de graaf. Rond deze moord ontstonden
allerlei legendes. Volgens één was het begonnen,
toen Floris zich vergreep aan Machteld van Woerden,
de vrouw van Geert van Velsen, één van de ontvoerders.
Van Velsen wou haar wreken, en trommelde uit heel Holland,
Zijn vrienden op; ook Gijsbrecht, heer van Amstelland.
De zeven overvallen Floris bij de jacht,
En min of meer per ongeluk wordt 'ie dan omgebracht.
'k Beloof: 't is relevant. Daarna lukt het de mannen,
Niet om de macht te grijpen. Gijsbrecht wordt verbannen,
En van Velsen zou gedood zijn met de creativiteit,
die waar 't martelen aangaat, typerend is voor die tijd.
Wat de geschiedenis aangaat, is het daar gestopt.
Driehonderd jaar later pikt Vondel 't verhaal weer op.
In Vondel's stuk komt Gijs weer terug uit ballingschap,
Herovert zijn kasteel in 't oosten van de stad,
Waarna de stad een jaar lang wordt belegerd door
Vrienden en familie van de graaf die werd vermoord.
In 't verhaal zijn Haarlem, Egmond en Kennemerland,
't is moeilijk voor te stellen, de gruwelijke vijand.
De oorlog duurt maar voort, en heeft aan beide zijden,
Geleid tot zwaar verlies. Na precies een jaar lang strijden,
Op een vreselijk koude ochtend midden in de winter,
Is er rond de stad opeens geen vijand meer te vinden.
De belegeraar heeft 's nachts de tenten opgebroken,
En Amsterdam is vrij. De vlag wordt uitgestoken.
Maar een man ligt buiten de muren al uren op de uitkijk.
Hij zet het stuk in gang, al kleumend in het slijk.